Verstrekken van een zakelijke lening is niet altijd een gift

Geplaatst op

Door: Marloes Faber

De Hoge Raad heeft op 5 april 2024 geoordeeld dat het verstrekken van een onzakelijke lening niet naar zijn aard meebrengt dat er sprake is van een gift van de hoofdsom.

Publicatie

In de casus waar de Hoge Raad over oordeelde had de holding van vader in 2008 een onzakelijke lening verstrekt aan de holding van zijn zoon. Het gaat hierbij om een onzakelijke lening zoals gedefinieerd in de vennootschapsbelasting en inkomstenbelasting. Vervolgens is de lening doorgeleend aan een dochtermaatschappij, waar ook de boer en zus van de voornoemde zoon indirect aandeelhouder van waren. In 2009 heeft de holding van vader de vordering op de dochtermaatschappij overgenomen. In 2014 heeft de holding van vader de schuld kwijtgescholden.

De Inspecteur heeft zich op het standpunt gesteld dat bij het verstrekken van de lening een schenking heeft plaatsgevonden onder de opschortende voorwaarden dat het debiteurenrisico van de onzakelijke lening zich voordoet. Volgens de Inspecteur heeft dat zich voorgedaan bij de kwijtschelding in 2014, waarna hij een aanslag schenkbelasting heeft opgelegd.

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het verstrekken van een onzakelijke lening niet naar zijn aard meebrengt dat er sprake is van een gift van de hoofdsom, ook niet een gift onder opschortende voorwaarde dat het debiteurenrisico zich voordoet. Wel geeft de Hoge Raad aan dat bij het verstrekken van een onzakelijke lening sprake kan zijn van een gift van het rentevoordeel. Als bij het verstrekken van de onzakelijke lening is bepaald dat het geleende bedrag niet hoeft te worden terugbetaald wanneer aan een opschortende voorwaarde is voldaan, dan kan er volgens de Hoge Raad wel sprake zijn van een voorwaardelijke gift van de hoofdsom.

Meer weten? Wij adviseren u graag verder. Neem vooral contact op met uw vaste contactpersoon of met Marloes Faber.